Zilveren munt uit de middeleeuwen

Wat een vondst! Het is mijn eerste middeleeuwse zilveren munt. Een denier of penning. Hij is slechts 12mm in doorsnede en weegt ca 0,5 gram. En hij is vrij zeldzaam.

Aan de voorzijde staat op een wapenschild de Gelderse leeuw afgebeeld. Verder stonden er oorspronkelijk de letters ‘CO M ES’ op vermeld. De letters ‘ES’ zijn er in de loop der eeuwen helaas afgesleten.

Op de keerzijde staat een dubbelkoppige adelaar. De beide koppen zijn nog goed zichtbaar. Ook hier staat een tekst vermeld, namelijk ARN. Wat mist zijn de letters ‘EYM’. Samen vormt het de letters van de stad Arnhem in de middeleeuwen. Leuk weetje is dat de naam Arnhem feitelijk ‘Adelaarshuis’ betekent.

Hij is dus geslagen door een graaf uit Arnhem. Dat moet graaf Otto II zijn geweest. Hij regeerde van 1229 tot 1271.

Otto II van Gelre (ca. 1215 — 10 januari 1271) bijgenaamd de Lamme, was graaf van Gelre en Zutphen. Hij is de zoon van graaf Gerard III van Gelre en Margaretha van Brabant. De graaf had vele bijnamen. Voorbeelden hiervan zijn de Lammede Paardenvoet of de Hinkende vanwege zijn klompvoet. Een andere bijnaam was ook wel de Stedenstichter vanwege de vele plaatsen die hij tot stad verhief. In 1233 verleende hij stadsrechten aan Arnhem. Rond die tijd zal dit muntje ook zijn geslagen. Best kunstig om zoveel detail op zo’n klein muntje te kunnen slaan. Op internet vond ik onderstaande tekst over de stichting van de stad Arnhem door deze graaf.

Het leuke is dat de tweekoppige adelaar nog steeds een prominente rol speelt in Arnhem. Kijk maar eens naar het logo van Vitesse.

Dan rest enkel nog de vraag hoe dit oude muntje in Hasselt verzeilt is geraakt. Daar zullen we nooit achter komen. Het kan opgebrachte grond zijn (volgens de boer waar het land van is is het land opgehoogd met grond uit Flevoland). Het kan ook een verloren muntje zijn uit de beginjaren van de stad Hasselt. Mogelijk verloren door een pelgrim. Hasselt was in de 13e eeuw immers een Pelgrimsoord. Daarover meer in een volgende blog.

Welkom op Arnold’s Bodemvondsten-site.

Wat leuk dat je mijn website gevonden hebt. Je kunt hier lezen en bekijken wat ik de afgelopen 6 jaar zoal in de grond gevonden heb. Ik woon in IJsselmuiden, Overijssel, dus uit deze regio komen dan ook de meeste vondsten; van een schedepuntbeschermer tot een zilveren hart. En alles er tussen in uit de 11e tot de 20e eeuw.

Metaaldetectie is mijn grote passie geworden en met deze website heb ik ook gelijk een platform voor mijn andere hobby’s schrijven en iPhone-fotografie.

Door mijn openheid krijg je niet alleen een inkijkje in mijn vondsten, maar ook in mijn gedachten. Geniet van de vele verhalen foto’s en achtergronden. En stuur je je mij een berichtje als je meer achtergrondinfo hebt of gewoon even je reactie wilt geven?

Mijn e-mailadres is arnold.zwakenberg@gmail.com

Oh ja, ik zoek met de Quest Q60. En als het even kan met mijn Jack Russel Buddy.

Groetjes, Arnold Zwakenberg

Hoefijzers & more

Maar liefst 10 hoefijzers heb ik al uit de grond gehaald op het land waar ik momenteel aan het zoeken ben. Het is een grasland op Kampereiland waar nog niet eerder gezocht is. Hieronder alvast de mooiste vondsten:

Haakbuskogels


Boekbeslag


Oorlogscent 1944


Wilhelmina 10 cent 1936


Onbekende zilveren munt, 23mm doorsnede


Binnenkort meer van dit land.

Kerstens molentje

Als werknemer in de papier sector is mijn fascinatie voor papiermolens groot. Daarom ben ik onlangs uit werk wezen zoeken in de bossen bij Eerbeek en wel bij het Kerstens molentje. De molen is in 1717 gebouwd en werd aangedreven door het water uit de Gravinnebeek. In 1933 is de molen gesloopt omdat de papierfabrieken zodanig gemoderniseerd waren dat de papiermolen niet meer nodig was.

Ansichtkaart uit 1921

In het uurtje dat ik er gezocht heb, heb ik toch een aantal leuke vondsten opgegraven.

  1. Duit Overijssel 1753; helaas is de munt niet meer zo fraai, maar het is er wel degelijk eentje uit de begintijd van de molen.

2. Beitel; lastig om er een jaartal aan te koppelen. Als je goed kijkt zie je dat er een merkteken ingestanst is. Ik heb de beitel dicht in de buurt van de waterval gevonden. Wie weet is hij gebruikt bij het maken ervan.


3. Het derde object heb ik nog in onderzoek. Het heeft de vorm van de punt van een ijzeren zwaard. Onlangs heb ik een schedepuntbeschermer uit de 11e eeuw gevonden. Deze zou er zo inpassen.

Update: ik heb het object laten zien aan een archeoloog van PAN. Helaas is het geen fragment van een zwaard, maar waarschijnlijk een deel van een scharnier van een oude deur o.i.d.

4. Wilhelmina cent 1948.

5. Object 5 is een nog onbekend stukje ijzer. Opvallend is de scherpe punt aan de bovenzijde.

6. Pijpewroeter; of eigenlijk een deel ervan. Datering 18e eeuw, maar kan natuurlijk ook een bolspijker of muurhaakje zijn geweest.

Binnenkort zal ik wat uitgebreider berichten over de geschiedenis van deze molen.

Gravinnebeek

Percy Shaw’s Catseye

Kinderen die in Engeland later rijk willen worden wordt gezegd dat ze dan net zo moeten worden als Percy Shaw. Shaw was een beroemde Britse uitvinder van het katteoog, een reflecterend object dat vroeger in het midden van een wegdek werd geplaatst.

Ik heb ook een heuse Shaw Catseye in huis, al was ik mij daar tot gisteren niet bewust van. Ik was echt in de veronderstelling dat ik een taatspot uit de oude molen van Hasselt gevonden had, totdat Marc uit Maassluis mij kennis liet maken met mister Percy.

Dat vraagt om een toelichting. Nou, Het zit zo. Marc was bij toeval op mijn website terecht komen en hij bleef geïntrigeerd hangen bij de taatspot. Hij herkende het object, reed met zijn fiets naar een oud straatje in Maassluis en zag daar de ’taatspot’ in het wegdek liggen. Hij maakte een foto en mailde hem naar mij. Op brute wijze werd mijn eerdere determinatie ontkracht.

Cats eye houder Maassluis

Au, dat doet pijn. Als voorvechter van waarheidsvinding zat ik er dit keer echt goed naast. Pure tunnelvisie. Overmand door nostalgisch wensdenken heb ik zelfs een molenaar meegekregen in mijn gedachtenrichting. Al hoewel, hij had toch ook wel zijn bedenkingen. Lees het blog ’Potje met vet’ nog maar eens goed.

Mijn Shaw Catseye houder

Ik besluit het blog in takt te laten, maar er wel een klein nawoord erbij te schrijven. De waarheid moet verteld worden.

Na een klein onderzoekje op internet kom ik uit bij het British Design Museum. Die Percy Shaw blijkt in 1937 een succesvol object uitgevonden en wereldwijd vermarkt te hebben.

Poster van de Catseye


Er gaan verschillende verhalen de ronde over hoe Percy op het idee van de katteogen is gekomen. Hij is inmiddels overleden, dus hij kan het ons niet meer vertellen.

Wat we wel weten is dat het destijds een slim ontwerp was. Het was de tijd van de eerste automobielen. En dus ook van de eerste ongevallen met auto’s, veelal door gebrek aan goed zicht. Lantaarnpalen waren er nog amper. Best slim dus om gebruik te maken van het principe van weerkaatsing van licht. En door het verend ontwerp bleef het apparaat in takt als men eroverheen reed. Heel duurzaam dus.

Dankzij Percy Shaw zijn Maassluis en Hasselt in de vorige eeuw een stuk veiliger geworden. En dankzij Marc heb ik aan één vondst twee verhalen overgehouden. Bedankt!

Project Elburg

Dit verhaal begint op de veerboot van Terschelling naar Harlingen. Na een prachtig weekend op het Waddeneiland voeren we terug naar huis. De piepstok was niet mee en ik had hem ook niet gemist. Toch begon het op de boot al weer te kriebelen. Het kwam door een mailtje van een mij onbekende man uit Elburg. Via mijn website vroeg hij mij om hulp voor een vriend zonder internet. Er zou een bodemonderzoek bij een oude boerderij nodig zijn. Nou, over zulke verzoeken hoef ik niet lang na te denken. Bij thuiskomst bel ik meteen het nummer uit de mail. Ik krijg Cor aan de lijn. Een 80-jarige man uit Elburg. Hij was op zoek naar iemand die een gasleiding zou kunnen opsporen. Er was een grote boom omgewaaid en ergens in de buurt zou een gasleiding moeten liggen. Nou, ik wil wel een poging wagen. Niet voor geld hoor, nee, in ruil zou ik graag een rondje met de metaaldetector willen lopen. Deal!

Omdat het die week zeer slecht weer was, spraken we een week later af op een mooie lenteavond. Cor was al 50 jaar de beheerder van de boerderij, want de eigenaren wonen er alleen zo af en toe in de weekenden.

Ik hoefde niet lang te zoeken naar het afgesproken adres. De wortels van de omgewaarde boom staken fier omhoog, ik denk wel een meter of twee. Zo zonde.

De avond ervoor was ik even langs pa gereden om een ‘wichelroede’ op te halen. Mijn vader leerde ons als kleine jongens al hoe je leidingen kunt opsporen. Hij gebruikte daar twee laselectroden voor. Wanneer je de electroden in je hand houdt en langzaam naar voren loopt, bewegen ze vanzelf naar elkaar toe als je een leiding passeert. Iets met natuurkunde, maar vraag me niet hoe het precies werkt. Het leek mij wel handig om ze mee te nemen, aangezien gasleidingen soms ook van kunstof zijn. En dan vind je hem niet met de metaaldetector.

Niet lang na aankomst bij de boerderij kwam ook Cor aanrijden. Na een korte kennismaking kon het onderzoek beginnen. Met de detector vonden we meerdere potentiële leidingen. De eerste was niet de gasleiding, maar de ijzeren leiding tussen stookhok en olietank. Cor kon het zich nog goed herinneren dat de olietank werd geplaatst.
Ook vertelde hij vol trots dat hij in de schuur een mooi bootje had gemaakt. En op mijn vraag of er nog olie in de tank zou zitten (we zitten immers in een energiecrisis), was het antwoord een duidelijk ’nee’. Met de komst van het gas had hij wel raad geweten met de stookolie. Een keer raden..

De gasleiding hebben we uiteindelijk niet kunnen vinden. Het moet toch een kunststof leiding zijn geweest.
Na een aantal gaten van ca 70 cm diep te hebben gegraven en vele scherven verder hebben we het maar opgegeven, al hadden de wichelroede en ik beide een sterk vermoeden waar hij moest liggen. Cor was ervan overtuigd dat hij diep genoeg lag om niet door de loonwerker kapotgetrokken te worden.

Voordat we beiden huiswaarts keerden stelde Cor nog voor om een rondleiding te geven door de oude boerderij. En natuurlijk kon ik daar geen nee tegen zeggen.
Nu begrijp ik waarom de oude man zo trots was, want het interieur bleek nog nagenoeg origineel te zijn. Ik waande mij even in 1863. Wauw. Het leek wel een museum. Vrijwel alles was nog in originele staat. Zoveel handgeschilderde tegeltjes heb ik nog nooit eerder gezien. Wat bijzonder. En teveel om alles goed te kunnen bekijken. Cor baalde van het ene tegeltje op de schouw dat de ’restaurateur’ er op de kop op had geplakt, maar tussen de vele tegels viel het haast niet op.

Mijn ogen werden opeens getrokken richting het schouwspel rondom de schouw. Op de tegeltjes staan torens van de stad Elburg. Bijzonder fraai is de kleurstelling. Het geel en blauw van de provincie Gelderland.

Ik moest even denken aan de verkoper van mijn eerste detector die in Elburg een heus kasteel heeft ontdekt. Zou dit hem zijn?

Cor vertelde lachend dat hij vaker rondleidingen had gegeven, o.a. aan de opgekomen politie nadat het alarm ’s nachts was afgegaan. Ik zie het zo voor mij. Nu we er toch zijn…

Twee weken later ben ik terug op de boerderij om het perceel af te speuren naar metalen uit het verleden. Bij het huis aangekomen zag ik dat de boomwortels al vakkundig waren verwijderd. Cor had zijn klusje geklaard. En de boerderij stond er nog. Het zal je maar gebeuren.

Ik pakte de detector en startte mijn speurtocht. In een uur tijd vind ik er onder andere diverse muntjes, waaronder een 1/2 cent uit 1885 en een vierkante stuiver uit 1929.

Achter het huis ligt een weiland dat ik later die week heb bezocht.

Bij aankomst was het hek dicht en was er niemand aanwezig. Ik app de vrouw van Cor, hij heeft immers geen mobiel, dat ik er ben. ’Veel succes!’ is het antwoord.

Het voelde wel raar om bij vreemde mensen in te breken in hun weiland. Wat zouden de buren wel niet denken? Maar goed, ik had toestemming, dus we gaan ervoor.
Boven mijn hoofd klapperde een ooievaar onrustig met haar snavel. Ze houdt me scherp in de gaten. In het weiland zelf keken nog een paar oogjes mij schaapachtig aan.

Ik vond weer een aantal leuke objecten, waaronder een loden malletje. Ik weet nog niet wat er vroeger in gegoten is. Het heeft de vorm van zo’n kleipijp. Wie weet.
De voor Elburg meest typerende vondst vind ik de stalen hijshaak. Toen ik het vond was het een grote brok roest, maar na een aantal dagen in een badje water geweekt te hebben kwam er toch een fraai design naar voren. Ik vermoed een deel van een oude zeeboei. Elburg was tenslotte een oude Zuiderzeehaven. Op internet vind ik iets vergelijkbaars uit Enkhuizen. Mooi spul. Zo begon het project op zee en sluit ik het ook af met een maritiem tintje.

En Cor? Ik hoop dat hij nog lang van de fraaie boerderij kan blijven genieten. Bedankt voor de gastvrijheid en voor de prachtige verhalen!

Schedepuntbeschermer

Langs de oevers van de IJssel rijdt een ridder op zijn paard. Het moet ergens tussen 1000 en 1200 na Christus zijn geweest. Bij een aanval verliest hij zijn zwaard en zijn houten zwaardbeschermer valt op de grond. Bij deze actie verliest hij zijn schedepuntbeschermer ook wel ‘chape’ genoemd. Zo iets moet het zijn gegaan zo’n 1000 jaar geleden.

Op zondagmiddag 27 maart 2022 wordt de schedepuntbeschermer door mij gevonden. Op dat moment was de functie van het stukje koper van 45x26mm nog niet bekend . Ook had ik geen benul van de ouderdom van het object.

Schedepuntbeschermer

Ondertussen heb ik het onderzoek gestart en ben ik een stuk wijzer geworden over schedepuntbeschermers in het algemeen en over schedepuntbeschermers uit de 11e tot 15e eeuw in het bijzonder. In deze blog neem ik u mee in mijn onderzoek.

De zoektocht naar onbekende metalen begint voor mij altijd op Facebook in de groep Bodemvondsten SN, zo ook dit keer. In deze FB-groep zitten meerdere experts en al snel wordt duidelijk dat het om een zeer oude schedepuntbeschermer gaat. Sandra, de oprichter van het forum, dateert de vondst al direct zo rond de 15e eeuw. Ze heeft diverse voorbeelden gevonden, maar een vergelijkbare zit er niet tussen.

De volgende dag krijg ik opnieuw bericht uit de groep. Collegazoeker Adriaan heeft een bericht gevonden met een vergelijkbaar object. De vergelijking zit hem met name in de 5 knobbels aan de buitenzijde van de beschermer. Eén grote knobbel in het midden en aan beide kanten twee kleinere knobbels. Ik kan niet goed inschatten of hij exact gelijk is, maar de knobbels zijn wel vergelijkbaar.

Adriaan schrijft dat hij wel 2500 verschillende ‘chapes’ bekeken heeft voordat hij deze vond. Erg fijn dat ik hulp krijg bij het determineren.

Het bericht is afkomstig van Kristján Rúnarsson. De IJslander schrijft dat het object afkomstig is uit de tijd van de Salian dynastie. Deze eenvoudige ‘pierced chapes’ waren populair in Duitsland in de 12e-13e eeuw, maar mogelijk dateren ze al uit de tweede helft van de 11e eeuw. Wauw! Hier moet ik meer van weten. De vraag is hoe deze Kristján aan die informatie komt. Om daar achter te komen moet ik in contact met deze viking zien te komen. Dat lukt uiteindelijk ook via Pinterest waar hij meerdere chapes tentoonstelt. Hij blijkt een expert op dit gebied te zijn. Ik besluit hem een bericht te sturen met de vraag hoe hij aan deze informatie komt. Ik kan eigenlijk niet wachten, dus zoek ik ondertussen alvast verder op internet.

De 5-punten dienden als knots

Via Google Translate probeer ik een Duitse vertaling te vinden van schedepuntbeschermer. Het is Ortband. Ik kom uiteindelijk uit bij een document van een Duitse wetenschapper, Uwe Gross, genaamd. In het document vind ik de foto van Kristján terug. Dit is dus zijn bron. De volgende dag krijg ik hetzelfde document ook van de IJslander door. Netjes met bronvermelding. Hij stuurt zijn e-mailadres door. Ik bedank hem voor zijn reactie en vertel hem dat ik denk dat mijn schedepuntbeschermer zo’n 1000 jaar geleden via een Duitser in Nederland terecht is gekomen.

Ondertussen heb ik ook mijn broer in stelling gezet. Hij is gespecialiseerd in stambomen, maar ook in de geschiedenis van Zwolle en omstreken. Hij weet te melden dat de eerste berichten over Zwolle dateren van rond 1040 na Chr. De 11e eeuw dus. Ruud informeert alvast de stadsarcheoloog. Dit kan wel eens een interessante vondst voor Zwolle zijn. Michael reageert de volgende dag dat hij het object graag wil fotograferen. We zijn binnenkort welkom aan de Melkmarkt waar op dit moment het stadsarchief naar toe verhuist.

Natuurlijk heb ik de vondst ook gemeld bij PAN, Portable Antiques of the Netherlands. als het goed is komen ze binnenkort langs om al mijn oude vondsten te registreren voor de wetenschap.

Uwe Gross beschrijft in zijn artikel een vondst genaamd ‘Ortband aus Osterburken’ in Duitsland. Het is niet exact gelijk, maar vertoont wel belangrijke gelijkenissen. Het Duitse exemplaar is overigens een stuk kleiner dan de mijne, namelijk 29x31mm.

De volgende dag zit er een lang bericht van Kristján in mijn mailbox waarin hij mijn theorie min of meer bevestigt.

Hij schrijft: “Ik zou het met je analyse eens moeten zijn, gelet op de twee gaten in dat ding. Ze waren waarschijnlijk bedoeld voor klinknagels die door de zijkant van de kap gingen om hem op zijn plaats te houden op de houten kern van de schede. Deze chape was bedoeld voor een zwaard met een redelijk ronde en brede punt (zoals zwaarden uit de Vikingtijd, die vaak messen van het Ottoonse/Salian-rijk hadden) en de schede waarop deze chape was gemonteerd was een stuk breder dan het blad en redelijk robuust. Ik zou zeggen dat dit de 11e of 12e eeuw is. Als deze puntbeschermer uit de periode 1300-1400 zou zijn, zou ik verwachten dat de chape langer en puntiger zou zijn, omdat zwaarden in de 5e-11e eeuw van hakzwaarden met zware bladen met vrij ronde punten veranderden in puntige, stotende zwaarden met slankere bladen uit de 13e eeuw en verder. De vorm van de chapes weerspiegelt die bladevolutie een beetje. Ook werden de houten kernen van de schedes met de tijd kwetsbaarder. Salische schedes waren nogal zwaar en hadden nogal dikke houten kernen met randen die dik genoeg waren om een ​​spijker door te slaan. Tegen de 14e eeuw maakten ze schedes veel dunner, lichter en delicater. Een Salische schede met zo’n vijfpuntige chape zou je letterlijk als een puntige knots kunnen gebruiken, dat kon je niet met 14-15e eeuwse schedes.

Deze chapes begonnen vrij kort, zoals die uit de Salische periode in het midden van de afbeelding. Die algemene stijl van doorboorde vormen lijkt andere culturen te hebben beïnvloed, zoals de Scandinaviërs en de Kievan Rus. De originele Salische chape evolueerde echter door steeds langer te worden en tegen de dertiende eeuw was hij bijna verdrievoudigd in lengte en puntiger geworden omdat de bladvormen waren veranderd om meer geschikt te zijn voor stoten. In de 14e eeuw kreeg het relatief eenvoudige 13e-eeuwse type veel versieringen met stroken en gravures. Merk op hoe de 14e-eeuwse chape nog steeds de knop heeft aan de onderkant die de Salische chape heeft. Deze vijf knoppen op je chape zijn nogal ongebruikelijk, normaal was er maar één knop aan de onderkant en dat kenmerk bleef bestaan ​​tot het begin van de 15e eeuw, hoewel het toen een decoratie was geworden, vaak had het de vorm van een eikel.

Al met al denk ik dat je daar een vrij belangrijke vondst hebt.”

Kijkend naar de verklaringen van zowel Kristján als Uwe denk ik dat het realistisch is als ik stel dat we inderdaad met een 11e eeuwse vondst te maken hebben. Ben benieuwd of PAN en de stadsarcheoloog mijn visie delen. Wordt vervolgd!

Tussen Spooldersluis en ouderlijk huis

De klok was die nacht verzet naar zomertijd. Het was al halverwege de middag en mijn plan was om nog eens terug te gaan naar het maisland aan de Zalkerveerweg. Lekker zo’n extra uurtje. Helaas reageerde de eigenaar niet op mijn vraag in de app of het weer ok was om daar te gaan zoeken. En toen ik er langs reed zag ik dat ik te laat was. De akker was mooi uitgevlakt en waarschijnlijk weer ingezaaid. Dan maar door naar pa en ma. Ik had nog een landje achter het huis te doen. Voor de derde keer. Nu met mijn nieuwe detector. Wie weet.

Nou, het bleek een interessant uurtje te worden. Na een knoop, duitje, leeuwencent en wat rommel kwam daar een heus rijwielbelastingplaatje uit 1938/1939 uit de grond. Dat was een mooi geluksmomentje, want wat ik vond was een plaatje waarin onze familienaam ’Zwakenberg’ geponst was. Heel bijzonder. Zulke persoonlijke vondsten vind ik niet zo vaak.

Rijwielbelastingplaatje 1938/1939

En ook de koperen ceintuurgesp met de druiventrossen was zeer de moeite waard. Ook die moet van familie zijn geweest, maar het achterhalen van de laatste eigenaresse zal lastig worden. De datering is zo begin 1900. Die generatie is al weer een tijdje uit de tijd. Toch is het een bijzonder object van ca 120 jaar oud.

Ceintuurgesp ca 1900

Toen pa zijn pony’s ging voeren kon ik het niet nalaten mijn vondsten alvast aan hem te tonen. Het plaatje moet van zijn opa zijn geweest zei hij, van Derk Zwakenberg. Ook voor hem was het een geluksmomentje… De gesp kwam hem niet bekend voor.

Ondertussen vond ik ook nog een vreemd gebogen voorwerp met 5 uitstulpingen erop. Er ging niet direct een belletje rinkelen. Daar moeten we later maar eens wat onderzoek naar doen. Kan van alles zijn.

Ondertussen app ik Henk. Henk vraagt regelmatig om kopy voor het wijkblad ’De Papenacker’. Deze vondsten leken mij daar wel geschikt voor, met name doordat het oude adres van onze boerderij, ‘Spoolde A96’ op het koperen plaatje afgebeeld stond. Nou, binnen tien minuten stond hij bij mij met zijn camera in zijn hand en kon het shot geschoten worden.

Vondsten meenteweg

Tja, een zeer mooie buit zo voor een uurtje zoeken tussen Spooldersluis en ouderlijk huis.

Nu nog even een leuke tekst erbij verzinnen en Spoolde is weer op de hoogte. En dat gekromde objectje. Ach, dat blijkt maar ca 1000 jaar oud te zijn. Meer info hierover in een volgende blog.

Filigrain zilveren broche

Broche filigrain zilver

Wat een prachtige vondst heb ik begin maart gedaan. Mijn tweede zilveren sieraard van hetzelfde perceel nota bene. Zilversmid Sand’or heeft hem mooi schoon gemaakt en weer rechtgebogen. Het is een prachtig uniek hart met opgelegde bloemetjes. Het heeft waarschijnlijk op een kledingstuk of hoed gezeten. Datering tussen 1850 en begin 1900.
Ik hoop zo dat ik nog kan achterhalen wie het mooie sieraad gedragen heeft.

Filigrain zilver

EOD op bezoek in Mastenbroek

Vandaag is de EOD op bezoek geweest. Voor de tweede keer in een jaar. Dit keer om twee kleine rifle-granaatjes tot ontploffing te brengen. Ik was afgelopen zaterdag in Mastenbroek op het land waar ik al zoveel mooie dingen gevonden heb. Het was relatief slecht weer. Miezerig was het. Ik had nog 1 half akkertje te gaan. Met de boer had ik afgesproken dat ik moest stoppen als de vogels gaan nestelen en dat moment nadert snel.

In een eerdere blog heb ik al geschreven over de vondsten uit de 2e wereldoorlog. Het was dan ook niet gek dat ik aan een granaatje dacht toen ik dit object vond. Hij lag vlak onder het maaiveld op zo’n 15cm diepte.

Een penis-vorm met een harde punt. Nog niet eerder zo eentje gezien, maar wel linke soep. Ik besluit om hem vlak achter de brug een tijdelijk rustplaats te geven zodat ik hem gemakkelijk terug kan vinden, want deze knaller moet natuurlijk formeel gemeld worden bij de politie. Heel voorzichtig pak ik hem op, leg hem op de handschoen zodat je op de foto enig idee hebt van het formaat van het piemelding. Daarna loop ik samen met mijn enthousiaste Buddy naar het hek van de dam. Best spannend. Is er een kans dat hij spontaan zalontploffen? Zeker wel. Maar hem midden in het land achterlaten is toch ook geen optie.

Na de herbegrafenis op 40 cm diepte loop ik terug naar mijn metaaldetector om het laatste stukkie nog te scannen. En ja hoor. Daar komt er nog een naar boven. Ook deze krijgt een mooi plekje vlakbij de uitgang van het land. Bovenop zijn broertje.

Op maandag direct maar even met de politie bellen. De telefoniste is erg behulpzaam maar heeft werkelijk geen idee. Ze dacht dat je met een metaaldetector in de grond kunt kijken en dan op het display kunt zien wat voor object je gevonden hebt. Was het maar zo’n feest, dan had ik heel wat minder gaten hoeven graven. ‘Dus je hebt de granaat aangeraakt?Eh ja, sorry.’ Mijn collega Dirk zegt altijd ‘Vake bin ie te bange!’

Om 11:00u tref ik de explosieven-agent bij mijn landje. Ik pak mijn pinpointer en graaf de knallers weer op. Met een tandenborsteltje maakt hij één van de piemels schoon, maar herkennen doe hij hem niet. De meetlat komt niet verder dan een schamele 8 cm. Hij is aan de kleine kant.

Dan belt hij de EOD. Foto’s worden gemaild en vanuit Soesterberg komt het bevel om de objecten in het weiland achter te laten en zeker niet mee te nemen naar de politiebunker. Gevalletje “C”. De EOD zal spoedig in actie komen. Ondertussen laat ik trots mijn website aan de agent (hij heet Jan) zien. Oei, ik zie hem worstelen. Het is ook best wel gevaarlijk om granaatstukken (ontstekers) mee naar huis te nemen, maar ik ben er vrij zeker van dat ze ontploft zijn en daarmee onschadelijk. Hij is enigszins gerustgesteld en volgens mij ook best onder de indruk van het gevonden spul. Ondertussen valt zijn blik op de grote berg zand bij de boerderij naast het landje. “Daar kunnen we mooi ploffen“.

Op woensdagochtend 10:30u moet het gebeuren. De zon schijnt als ik samen met mijn oudste zoon richting het slagveld rij. Normaal vinden ze hun vader maar een suffe gast, maar als het op actie aankomt willen ze nog wel eens een half uurtje eerder opstaan.

Jan staat al op ons te wachten en al snel zien we ook de EOD-wagen aan komen rijden. Ze zijn met z’n tweeën. Dat het ook maar gewoon mensen zijn blijkt als één van de twee defensiedienders wat vertraagd uit de auto stapt. Als verklaring geeft hij aan dat hij nog even de wachtwoorden van de playstation van zijn zoon moest doorsturen. Ik kijk mijn puber aan en we schieten beide in de lach.

De ander neemt de leiding en bekijkt de objecten. Zijn conclusie is enigszins teleurstellend. Dat wordt geen knaller vandaag. Het blijken helemaal geen granaten te zijn, al lijken ze er wel op. Maar wat dan wel? De staalborstel gaat erover en dan komt het verlossende woord: asfaltschraper. Een woord dat je niet zo vaak hoort: asfaltschraper.

Ze worden regelmatig verward met granaatjes. Bluh. Niet leuk. Maar goed dat we De Stentor niet gebeld hebben. Ik probeer er nog het beste van te maken en vraag de twee bomexperts of ze mijn nog niet gedetermineerde paddestoelontsteker herkennen. Foto’s worden uitgewisseld met een collega en ja hoor, het is een HZ 05. Een Duitse granaatontsteker uit WO1. Toevallig had hij hem vorige week tijdens een cursus ook gezien. En fijn dat de andere bomdelen in de vitrine ook als veilig zijn gekwalificeerd. Ik wist het wel, maar soms zit je er naast. Kan gebeuren.