Ik ben geen expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog, maar dit keer werd ik onbewust toch even terug in die tijd getrokken.
Natuurlijk had ik al gelezen over de Engelse Lancaster die op 13 juni 1944 in Mastenbroek neergehaald is. Maar gezien mijn vondsten moeten zich meer drama’s in de polder hebben afgespeeld.
Ontsteker wo1
Ik bevind mij op een weiland aan de Oude Wetering, zo’n 2 kilometer van de plek waar het vliegtuig neergestort is. Tot ca 1840 heeft er een boerderij gestaan, dus hoop ik metalen uit die tijd te vinden. In een andere blog zal ik daar meer over vertellen.
De eerste WO2-vondst is een kegel. Het is een ontsteker van een granaat met een kaliber van 77mm. Geen gangbaar kaliber voor een WO2-granaat. Hij ziet er ook ouder uit, maar zoals gezegd, ik ben geen expert.
Na wat speurwerk op internet kom ik erachter dat het een ontsteker (fuze) van een Duitse granaat is uit 1916. De LKZ16. Mijn gevoel was juist. Maar hoe komt zo’n moordwapen dan ik Nederland? Wij waren toch neutraal in de 1e wereldoorlog? Ik sluit mij aan bij de Facebookgroep WO2 Speurders. Daar zitten de experts. Het blijkt dat er aan het eind van wo2 schaarste was aan ijzer. Goede reden om de overblijfselen uit het verleden alsnog in te zetten. Daaruit kunnen we opmaken dat het zomaar eens de mortier zou kunnen zijn geweest waar het Engelse vliegtuig mee neergeschoten is.
Franse ontsteker wo2
En er volgen meer ontstekers. Gelukkig niet gevaarlijk meer. Ze zijn allemaal afgeschoten en ontploft. In dit geval betreft het een Frans type. Dit kunnen we afleiden uit de vijf ringen. Het type is Mle30. Ook hier weer de vraag hoe een Franse granaat in Mastenbroek terecht is gekomen. Waarschijnlijk is hij buitgemaakt bij een slag in Frankrijk en aan het eind van WO2 alsnog ingezet door de Duitsers.
Het object dat volgt, door mij aanvankelijkde ‘benzinedop’ genoemd, is een ontstekingsvertrager. Deze is van Amerikaanse makelij, waarschijnlijk van de M48. Hiermee werden o.a. QF 25-ponders afgevuurd. Deze werden door middel van een Houwitser mobiele raketafvuurinstallatie afgevuurd. De QF staat voor Quick Firing oftewel snelschietend.
De vertrager zorgde na de inslag voor een tweede impact. Hier zie je een complete set. En deze ontsteker hoort er misschien wel bij. Het is de kop van een Britse type 119 granaat van de artillerie.
Ontsteker granaat
Hier een inkijkje in de kop van de granaat.
Tot slot vond ik nog een 80mm ontsteker. Het is een Duitser, de HZ05.
Ontsteker granaat
Ik had sterk het vermoeden dat de Lancaster beschoten is vanaf een Duitse geschutsstelling dat op of in de buurt van de Kamperzeedijk moet hebben gestaan. Een paar honderd meter verderop in de richting van de kerk heb ik deze ontstekers gevonden. Het vliegtuig zal daar geraakt kunnen zijn en twee kilometer verderop zijn neergestort.
Een andere aannemelijke theorie komt van Arno Schuurman. Hij denkt dat de Lancaster neergeschoten is door een Duitse nachtjager, een Messenschmidt BF110 G4 van Gerhard Keitel 2./NJG 3. Nachtjagers maakten veelal gebruik van zgn schrage musik. 2 snelvuurkanonnen die onder een hoek van ca 60 tot 75 graden omhoog staken. De nachtjager ging dan onder de bommenwerper vliegen. Met alle gevolgen van dien…
Een tragisch verhaal waar door Gerrit Pelleboer al eerder over gepubliceerd is. Dat we het nooit zullen vergeten.
De boerderij aan de Oude Wetering in Mastenbroek is al zo’n tweehonderd jaar verdwenen, maar haar bewoners hebben een aantal leuke relikwieën nagelaten. Zo heb ik er een tweetal ‘staelloden’ gevonden. Staelloden zijn loden keurmerken van de productie van textiel of wol.
Met het eerste lood dat ik vond was ik al erg blij. Het formaat was erg groot voor een lood, zo’n 50mm doorsnede. En wat fijn dat er cijfers of letters op staan waaruit je kan afleiden waar het lood vandaan komt, uit welke periode het afkomstig is en natuurlijk ook waar het voor gediend heeft.
Als je heel goed kijkt zie je wel een aantal letters. Ik lees “TAR”. Mijn eerste gedachte was dat het een lood van een tarwezak moet zijn geweest. Aan de staat van het lood te zien zou het wel eens 17e eeuws kunnen zijn.
Via mijn Faceboek-zoekvrienden kom ik erachter dat het om een textiellood gaat. Dat kun je opmaken uit de vorm van de achterzijde en uit het formaat.
Omdat ik erg nieuwsgierig ben naar de complete tekst heb ik het lood nog wat beter schoongemaakt. Het is er niet heel veel beter op geworden, maar ik denk dat ik met een loep wel de letters “AMPEN”kan ontcijferen. Er is niet veel fantasie voor nodig om te veronderstellen dat het een lood uit CAMPEN moet zijn. Maar hoezo dan een textiellood? Leiden is toch de textielstad van Nederland?
Ik start mijn reseach en kom tot de ontdekking dat Kampen inderdaad ook een rijk textielverleden kent: “Naast laken, duffel en linnen kende Kampen in de zeventiende eeuw ook een veel bescheidener produktie van bombazijn, saaien en trijp.” Een zin uit het boek ‘Kampen Textielstad‘ van Frits David Zeiler (tegenwoordig in te zien dankzijde Digitale Bibliotheek Overijssel). Ik vermoed dat het keurlood op één van deze producten bevestigd heeft gezeten.
Uit mijn Facebooknetwerk ontvang ik vervolgens deze prachtige afbeelding van een ander lood van Campen. Mooi hoor Suus!
Een paar dagen later vind ik opnieuw een staellood. Dit keer alleen het achterste deel. Wel weer een grote, 52mm doorsnede.
Aan de bovenzijde is een kroontje zichtbaar. Hij is gedetermineerd als een Amsterdams textiellood, vergelijkbaar met eerder gevonden exemplaren uit 1607.
In het eerder genoemde boek tref ik een passage aan met de tekst: ” Trijpen “van Amsterdam” werden in het algemeen te Kampen vervaardigd.”. Er lijkt sprake te zijn van een soort licentiesysteem. Wie weet komt dit lood dus ook gewoon uit Campen. Mooi dat ze toen al de lokale economie steunden. De geschiedenis herhaalt zich, al zijn de keurmerkjes wel wat kleiner geworden.
Nederland is er weer een stukje veiliger op geworden. Door het vinden van een vondst die je als amateurdetectorist eigenlijk niet wil vinden.
We zijn in Kaatsheuvel met ons gezin. Lekker een weekje weg zo aan het eind van het toch wel bizarre jaar. Het gebied staat erom bekend dat er zwaar gevochten is in de tweede wereldoorlog. Ons huisje grenst aan de Loonse en Drunense Duinen, een gebied van Natuurmonumenten waar het verboden is voor detectoristen.
Ik ben daarom op zoek gegaan naar een alternatieve plek om naar sporen uit het verleden te speuren. Deze oude ‘snuffelaar’ zoals mijn tante Henny mij op Facebook noemde zag op Google Maps een fraai alternatief: De Moer, de tuin van De Efteling.
Ik ben dol op zandpaadjes die enerzijds grenzen aan een akker en anderzijds aan een bosperceel. Dit zijn plekken waar de boeren vroeger hun zooi dumpten. Achter op het land. Dit zijn ook de plekken waar in oorlogstijd soldaten verscholen lagen.
Mijn eerste vondst doet mijn hart meteen sneller kloppen. De contouren van een rond voorwerp worden langzaam steeds zichtbaarder.
Zou het een soldatenhelm zijn? Die zou ik dolgraag een keer willen vinden. Het blijkt een vondst uit de eerste categorie: “zooi”. Een pan. Het smaakt naar meer. Ik voel dat hier wat te halen is. Iets verderop vind ik een oude duimheng (hekscharnier) van zo’n halve meter lang. Lastig om mee te nemen. Ik besluit hem als een soort sabel aan mijn broek te hangen.
Ik vervolg het zandpad. Verderop vind ik een groot aantal blikresten. Niet van die moderne frisdrankblikjes, maar conservenblikjes. Soldaten begroeven die om geen sporen achter te laten. Voor mij niet meer dan een indicatie dat er wel eens meer zou kunnen liggen.
Weer iets verderop heb ik een leuk gesprek met een wat ouder echtpaar. De man vertelt hoe hij in zijn jeugdjaren hulzen heeft gezocht. Het lag er hier vol mee. Ze lopen verder en ik begin een mooi signaal uit te graven. Dan zie ik op zo’n 20 cm diepte wat blinken. Voorzichtig veeg ik het zand opzij. Een pracht van een granaatkop komt te voorschijn.
Wouw. Dat is gaaf! Ik doe een stap achteruit. Dit is linke soep man. Maar wat is ie mooi. Snel maak ik een foto en bedek het projectiel weer met zand. Aanstampen lijkt mij geen goed idee zo met de kerst voor de deur. Ik besluit een bericht te posten in de Facebook-bodemvondstengroep. Meteen slaan er meerdere mensen aan. “Het is een ontsteking van een granaat en het lijkt erop dat hij op scherp staat!”. “Je moet de politie bellen!”.
Dan zie ik dat het energielevel van mijn telefoon veel te wensen overlaat. Ik moet eerst terug naar mijn Landal-basiskamp. Maar eerst de plek markeren. Dat is de regel als je gevaarlijk spul vindt. Ik trek mijn sabel en prik hem in de berm naast het pad. Ook maak ik er nog even snel een foto van. Mij zullen ze niet pakken op procedurefouten.
Thuis aangekomen plug ik mijn mobiel aan het infuus en bel het algemene nummer van de politie. Ik word snel teruggebeld door de explosievenspecialist van de plaatselijke politie. Nadat hij de gestuurde foto beoordeeld heeft, belt hij opnieuw. “Je hebt wat moois gevonden maar je zegt dat het op een wandelpad ligt. Ik kom je met spoed halen“.
Zo’n vijf minuten later komt de agent aangereden. Op verzoek van mijn vrouw heb ik nog wel even de receptie van het park gewaarschuwd dat er politie in aantocht is. Opdat ze geen verkeerde conclusies trekken. “Wat? Een bom op ons park?” Ik hoor een lichte paniek in de stem van de receptioniste, maar kan haar snel weer geruststellen. Die bom is een granaat en ligt hier 4 km vandaan. Niets aan de hand.
Ik stap in de witte beplakte Mercedes en wijs de weg naar mijn hotspot. Onderweg praten we over mijn boeiende hobby en over zijn spannende job. Hij vertelt me dat er in deze regio met regelmaat oorlogstuig gevonden wordt. Vooral in de weekend en vakanties als de hobby detectoristen weer naar Brabant komen. Ze zijn er blij mee.
In het bos aangekomen lopen we samen naar de vindplaats.
Heel voorzichtig maakt hij het gat open en aanschouwt hij mijn gruwelijke vondst. Gruwelijk mooi en zeldzaam gaaf van uiterlijk, maar ook gruwelijk dodelijk.
Er lopen twee jongens langs. Wat zullen zij nu denken? Een agent in uniform op zijn knieën aan het graven in een bos. Waarom vragen ze niets? Misschien uit respect. Zou mooi zijn.
Hij maakt het gat weer dicht om vervolgens de EOD te bellen. Hij vertelt dat zij werken met drie gradaties. A: zeer gevaarlijk (lees direct opruimen). B: redelijk gevaarlijk (lees binnen twee dagen opruimen) en C: ook wel gevaarlijk, maar als het er al 75 jaar ligt dan kan het ook nog wel 5 dagen langer liggen. Hier gaan we geen mensen van verlof voor terugroepen. Dan valt de verbinding weg. . Ik hoor hem mopperen. Onze agenten worden niet met de beste spullen het bos in gestuurd.
Omdat de bom zelf niet meer aanwezig lijkt te zijn wordt mijn vondst als C gekwalificeerd. Toch is hij compleet genoeg om gevaarlijk te zijn. De EOD’er verzoekt mijn agent om het projectiel weer op te graven en in de berm onder een dekentje van bladeren te verstoppen. De agent gaat weer op zijn knieën, maakt aanstalten om weer te graag graven, maar hij bedenkt zich. Ook hij wil met kerst graag thuis zijn. Ik hoopte natuurlijk op een fraaie, gecontroleerde ontploffing door de EOD, maar met dit spul doen ze het anders, minder spectaculair.
Ik sluit de dag af met een dubbel gevoel. Onder mijn Facebookvrienden is mijn vondst trending. Vooral de Brabo’s zijn blij dat hun provincie weer een stuk veiliger is geworden. Maar toch voelt het alsof mij iets gaafs is afgenomen. Zoiets moois gevonden, maar we gaan met lege handen terug naar de vitrine thuis. Ik besluit er een mooie blog over te schrijven. Alstublieft!
Deze blog gaat over mijn vondst van een Record model 3. Een vondst in de Mastenbroekerpolder.
Het was al een beetje schemerig op de betreffende 7 oktober. Eerder die week had ik op het land al een knoepert van een musketkogel gevonden en de boer vroeg zich af of zijn land misschien ooit het strijdtoneel van een slagveld was geweest. En op Whatsapp grapte hij dat hij ook graag het bijbehorende geweer zou willen zien. Of ik daarvoor kon zorgen. Zijn vraag leidde bij mij tot een bijna niet te weerstane drang om terug te gaan naar het ondergronds munitiedepot.
Het was een natte week geweest en het land stond deels onder water. Een normaal mens zou het niet in zijn hoofd halen om onder deze omstandigheden het veld op te gaan. Maar je bent een piepwappie of niet.
De kans om een geweer te vinden is natuurlijk nagenoeg nul procent. Of misschien één. Achter op het land stond immers ook een jachthut. Iemand voert daar de eenden om ze vervolgens te trakteren op een schot hagel. Mijn metaaldetector is zo scherp dat zelfs die kleinste hagelkogels gedetecteerd worden. Gelukkig is het een goede schutter die weinig sporen achterlaat. Dat scheelt mij vele uren putjesgraven.
Goed, je kunt je vast voorstellen hoe ik daar in het strijklicht in de plassen aan het rondmarcheren was. Het kleine beetje schaamte voor het piepwappie-zijn verdween als sneeuw voor de maan toen ik een stuk metaal naar boven haalde wat wel erg veel weg had van een…. wapen. De loop om precies te zijn. Zo eentje uit cowboyfilms. En even verderop kwam ook de trekker naar boven en tot slot nog een derde deel.
Ik sprong een gat in de lucht van geluk. Snel keek ik om mij heen of niemand mij gezien had. De piepschaamte kwam heel even terug, maar was van korte duur. Ik kan moeilijk beschrijven hoe het voelt om een wapen te vinden. Hoe spannend is dat. In een polder. Hoe dan?
Ik leg de delen bij elkaar in het gras en fantaseer. Diverse mogelijkheden schieten door mijn hoofd. Het zou oorlogstuig kunnen zijn. Of toch van een jager? Of misschien is hier in het weiland iemand geliquideerd? Bevind ik me op een plaatsdelict en moet ik de politie bellen?
Een vierde verhaallijn wordt ineens realistisch als ik iets verderop ook nog een zilveren ketting vind. Pistool, zilveren ketting…Overval…Betrapt…Paniek…In de sloot ermee…
Zilveren schakelketting
Het zou kunnen. Langs het weiland loopt de Hasseltse Wetering. En deze is nog niet zo lang geleden uitgebaggerd. Het slip is over de aangrenzende landen verspreid.
Ik besluit het inlichten van de politie nog even uit te stellen. Er is immers nauwelijks nog iets over van wat ooit een moordwapen kan zijn geweest. Eerst maar eens een sluitende determinatie zien te krijgen.
Wat zou het voor pistool zijn?
Ik heb een aantal aanknopingspunten: 1. de loop van het pistool is zeer typisch. Er zijn maar heel weinig wapens met een dergelijk vizier. 2. Het kaliber is 4.5. Het staat zelfs in het wapen gegraveerd.
Mijn vaste hulplijn (mijn broer) komt al snel met het bericht dat het om een luchtdrukpistool gaat. Daarmee wordt het al een stuk gemakkelijker. Nu op zoek naar dergelijke pistolen met die typische loop.
Luchtdrukpistool
Het is een Record Model 3 luchtdrukpistool. Het type is gewoon op internet te bestellen voor 75 euro. Een beetje teleurgesteld ben ik wel. Geen oorlogsverleden dus, maar een dump uit de jaren ’90. Grote kans dat het wel gebruikt is bij een inbraak, maar welke zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen.
Ik neem contact op met een kennis die bij de politie werkt en verstand heeft van wapens. Hij komt dat weekend al meteen langs. “Daar valt niet veel meer aan te rechercheren”, is zijn conclusie. “En als het al een zaak zou zijn dan is ie wel verjaard. Het goede nieuws is dat het van een wapen is dat je vergunningsvrij thuis mag houden.”
Ik heb hem een ere plek in mijn vitrine gegeven. Bij de rest van mijn wapenarsenaal. Bij de musketkogels. Bij de kogelhulzen. Bij de slaghoeden. Maar er blijft altijd een plaatsje vrij voor het musketpistool dat ik ooit nog ga vinden. Je bent een piepwappie of je bent het niet.
Nawoord 16-1-2021. Heb een app ontvangen van de boer. Hij heeft een opengebroken kluis op de dam bij het weiland aangetroffen. Inmiddels door de politie opgehaald. Waarschijnlijk opgevist door magneetvissers. Zou er een verband zijn met het luchtdrukpistool en de zilveren ketting?
We gaan zo’n 450 jaar terug in de tijd. Ik neem u mee naar een Hanzestad op nog geen 10 minuten rijden van mijn huis, Hasselt. In 1600 waarschijnlijk een klein uurtje met paard en wagen.
Hasselt ca 1600
Het plaatsje heeft al een tijdje mijn interesse. In de weilanden aan onze kant van het Zwarte Water vind ik met regelmaat herinneringen aan het verleden van Hasselt. De welbekende musketkogels liggen er letterlijk voor het oprapen, tenminste, als je bereid bent om ze op te sporen. Mijn detector vind ze heerlijk. Het geluid van lood klinkt als een jachthoorn over de velden. Niet geheel toevallig dat ik deze metafoor gebruik, want vorige week was het eerste advent, en tot mijn verbazing stond er een man met een enorme jachthoorn over de velden te blazen. Niet alle tradities zijn door de corona om zeep geholpen.
Musketkogels
Gisteren was ik er weer in de buurt. Gewapend met detector en jachthond ging ik ter velde. En ook dit keer was het raak. Werderom een knoeperd van een musketkogel. En een kleintje. Musketkogels werden afgevuurd door musketiers.
Op een gegeven moment vond ik er een glimmend stukje metaal in de vorm van een kegel. Zo’n 8 cm lang.
Kruitmaatje
In eerste instantie dacht ik aan brons, maar brons is heel hard en in mijn kegel zat een deuk. Ik heb werkelijk geen idee, maar dit zou zo maar eens iets bijzonders kunnen zijn. Thuis aangekomen ben ik direct te rade gegaan bij mijn zoekvrienden op Facebook.
Het lijkt op een ‘kruitmaatje’. Nooit van gehoord, maar bij nader inzien heb ik ze wel eens gezien. Niet in het echt, maar op een plaatje van een musketier.
Musketier
Zie je die spullen aan zijn gordel hangen? Nou dat zijn nou kruitmaatjes. Ze werden gebruikt in de 16e en 17e eeuw om de musketkogels mee af te vuren. Bijzonder om te weten dat deze gasten dus ook bij ons in de buurt actief zijn geweest. Het is de tijd van de 80-jarige oorlog.
In het canonvannederland.nl vind ik de volgende passage over de strijd waar mijn vondst waarschijnlijk getuige van was.
“In 1582 was het geduld van de staatsen op. Bij verrassing werd Hasselt op 26 oktober door een groep soldaten uit Steenwijk bezet. De Grote of Sint Stephanuskerk werd geplunderd, een beeldenstorm die in 1588 nog eens grondig werd overgedaan. Niet lang daarna werden de katholieke erediensten verboden en vervangen door die van de protestanten.”
Op internet vind ik een mooie blog van Mark Zwartelé, van de Werkgroep Archeologie Hulst. Daar hebben ze bij baggerwerkzaamheden een groot aantal kruitmaatjes gevonden. Hij legt uit hoe de musketiers in die tijd te werk gingen.
“Hoogstwaarschijnlijk werden de kleinere kogels afgevuurd met een arckebus, ook wel haakbus of musketon genoemd. Het wapen was kleiner, lichter en handiger in gebruik dan een musket. De gebruikers, arckebussiers genaamd, dienden dan ook vaak bij de ruiterij. De grotere loden kogels kwamen uit de loop van een musket. Dit wapen was veel zwaarder om te dragen, lastiger om te hanteren, maar schoot wel veel verder. Vanwege het gewicht bezat de musketier een “fourquet”, een gevorkte steun, waarmee hij de loop ondersteunde bij het afvuren. Musketiers hoorden bij het voetvolk, traden altijd op in groepsverband en werden op het slagveld tegen cavalerieaanvallen beschermd door afdelingen piekeniers. Beide schietgeweren, arckebus en musket, waren aanvankelijk lontslotwapens. Om ze af te vuren was een brandend lont nodig. Daarvan had de schutter er dus altijd een aantal bij zich en hij moest er zorg voor dragen dat het lont tijdens het gevecht niet uitging. Slag leveren in de stromende regen was er dus destijds niet bij. Een arckebussier had verder twee (bus)kruitflessen bij zich. Een grote waar hij het grovere kruit voor de hoofdlading in bewaarde en een kleinere met fijn kruit voor de ontsteking met behulp van het brandende lont. De kogels zaten in een klein tasje aan de gordel.“
Kruitmaatjes, voorbeeld uit Hulst
“Een musketier droeg een lederen riem of bandelier schuin over de schouder en daar hingen twaalf kruitmaatjes aan. Vanwege dit aantal werden ze ook wel apostelen genoemd. Ze waren vervaardigd van hout, koper of tin en overtrokken met leer. IJzer was uit den boze want dat zou vonken kunnen veroorzaken, met fatale gevolgen voor de drager zelf. Twee oogjes maakten het mogelijk ze met koordjes aan de bandelier op te hangen. Ook de dekseltjes zaten aan deze koordjes vast zodat die in het heetst van de strijd niet verloren konden worden, want het was de bedoeling dat de apostelen bij het volgende gevecht weer dienst zouden doen. In elk maatje zat dus een van te voren afgepaste lading voor één schot en ze konden opnieuw gevuld worden. Het kruit voor de ontsteking zat net als bij de arckebussier in een aparte fles aan de gordel. Daar hingen ook de extra lonten aan, alsmede een tasje voor de kogels.”
Molenstreng
Met deze informatie krijgt de geschiedenis van dit gebied nog meer lading. Eerst het verhaal over de molen en nu het kruitmaatje. Prachtig toch?
Ik haal mijn maatje voor de zoveelste keer weer uit het riet van de Molenstreng. Ook Buddy vindt het geweldig hier. We komen hier graag nog een keer terug. Op zoek naar de andere 11 apostelen. Fijne kerst iedereen!
Het is herfstvakantie. Nou ja vakantie, meer studieverlof. Aan het einde van de week heb ik examen van de opleiding tot Lean Six Sigma Blackbelt. Een lang gekoesterde wens komt uit. Vandaar die week vrij.
Zo’n tien kilometer verderop woont mijn broer. Ook hij is een week vrij. Ik deel met hem vrijwel al mijn vondsten. De vaste lezers van mijn blogs weten dat hij dan het literatuuronderzoek verricht. Nu ben ik aan het zoeken in de Mastenbroekerpolder vlakbij een plek waar een oud kasteeltje heeft gestaan. De vondst van een pommel van een zwaard bevestigde al dat het interessante grond is voor de amateur bodemzoeker.
Mijn broer start zijn onderzoek en wordt getriggerd door een beekje achter de percelen waar ik aan het zoeken ben. Het beekje heet “De Molenstreng”. Vervolg je de streng dan kom je uit in Hasselt op een plek waar je dan een molen zou verwachten. Nou, dat klopt ook. De Hasseltermolen heeft daar van 1818 tot 1860 gestaan. En nu, nu is het een braakliggend grasveld van Natuurmonumenten. En nu is het dus ook een kans om restanten van die oude molen te gaan vinden.
Poldermolen
De molen was een poldermolen van het type grondzeiler, een bovenkruier (alleen de kap kan kruien). Hij was rietgedekt met een stenen achtkantige onderbouw. Hij beschikte over een scheprad van ca 6 meter doorsnede, 47 cm breed en voorzien van 24 schoepen (bron: Molendatabase). Op de foto zie je een vergelijkbare molen.
In 1818 is de molen gebouwd bij de sluis tegenover Hasselt. Ongeveer gelijk met twee andere molens bij Lutterzijl en Venerietezijl. Tussen de watermolen en de sluis bevond zich een omkade voorboezem van 80 x 50 meter. De molen stond hier bijna 100 meter van de dijk af. Het was een keersluis, wat inhield dat tijdens het malen de vaarverbinding verbroken was. Je kunt je voorstellen dat dit in die tijd tot ferme ruzies heeft geleid.
Helaas konden de molens het niet aan om de Mastenbroeker polder droog te houden. Toen het gebruik van stoom zijn intrede deed zijn de molens vervangen door stoomgemalen. (bron: Zeven eeuwen Mastenbroek, Omarmd door IJssel en Zwartewater, IJsselakademie, 1995)
Plaats delict
Ok, studeren is leuk en noodzakelijk, maar je moet toch ook zo af en toe ontspannen. Toch? Je raadt het al. Ruud en ik zijn direct ‘s maandags naar Hasselt gereden. Door Ruud’s vooronderzoek konden we de plek van de molen tot op de meter nauwkeurig terugvinden. De boezem is gedempt. Er staat gras op met bebossing aan beide kanten. Daar waar de molen gestaan heeft zien we een verhoging in het landschap. Daar begint onze zoektocht.
De eerste piep is een duit. Bingo. De tweede een enorme hakbijl. Moeilijk te dateren, maar het maakt wel duidelijk dat we de eersten zijn die sinds de sloop in 1860 de grond op aanwezigheid van spannende metalen checken. Wouw. Onze fantasie slaat op hol. Zouden we nog iets van de molen kunnen aantreffen? Helaas die dag niet meer. Wel een prachtig bewerkt messing ‘glaasje’.
Tinnen kelk uit een kerk
Tegen twaalven die middag haakt Ruud af. Helaas geen spoor van de molen aangetroffen. Ik loop nog een rondje en vind nog een aantal oude duiten. Ik zou nog graag langer zoeken, maar mijn verstand zegt mij dat ik moet gaan studeren. Ook mijn passie voor Lean Six Sigma verdient aandacht.
De volgende ochtend ga ik terug. Iets in mij zegt mij dat er meer moet zijn. Een stukje van de molen af is nog het zoeken waard. En mijn gevoel was juist. Een vet signaal doet mijn hart overslaan. Zou het dan toch? Ik graaf een ca 4 kg zwaar object uit de grond. Tja, die past niet in mijn zoektas.
Ik leg hem apart op een electrakast om hem later op te halen. Dan app ik de foto van de ‘asbak’ door naar Ruud. Hij reageert gelijk. Ja, dat is van de molen. Kan niet anders. Gelijk appt hij mij de details van de molen. Jan de Graaf was de eerste molenaar in 1818. Hij moet dit stuk ijzer gekent hebben.
Ik loop nog een rondje over het feitelijk verboden terrein. Natuurmonumenten heeft een bordje geplaatst dat we de weidevogels niet mogen storen. Geen vogel te zien. Het is oktober. Ondertussen vind ik nog een aantal muntjes. Een duit uit 1880 en een gulden uit 1980. Precies 100 jaar verschil. Hoe leuk. En dan hoor ik ineens een aantal trekkers mijn speelveld betreden. Ze komen het gemaaide gras ophalen. Bedankt voor het maaien, maar ik ben nog niet klaar hier. Ik verstop mij achter het struikgewas. Als ze mijn molenstuk maar niet meenemen. Een half uurtje later is de kust weer veilig en snel ik naar mijn buit. Gelukkig ligt hij er nog.
Thuis aangekomen start de schoonmaak. Er komt een fraai stukje industrieel gietijzer onder het roest vandaan. Het gaat er relatief eenvoudig vanaf. Dat komt door het vet of de olie. Daar is men destijds niet te zuinig mee omgesprongen.
De afmetingen van de bak zijn 17,5 cm lang bij 14 cm breed en 4,5 cm dik of beter gezegd, diep. Aan de twee lange zijden bevinden zich twee vingers. Aan de korte zijde inkepingen.
Eén van mijn facebook-vrienden suggereert iets van een taatspot. Nooit van gehoord.
Een taats is de stalen pen-tap onderaan een verticaal geplaatste as, die in een holte draait. De taats kan als een glijlager in de taatspot of taatskom draaien. Taatsen bevinden zich in schepen, maar ook in …MOLENS!
Om er zeker van te zijn dat het niet toevallig een scheepstaats zou zijn eerst maar eens de vraag voorgelegd aan een oude scheepsbouwer uit Elburg (nog bedankt Bert). Is het van een schip of niet? Al snel kwam een ontkennend antwoord. Ik wist het wel. Maar toch. Beter maar even gechekt. Hoe blij kun je zijn met een negatief antwoord.
Maar hoe nu verder? Op internet is genoeg te vinden over taatsen en taatspotten, maar dit modelletje popte nergens op. En van mijn broer kwam ook geen respons. Kennelijk hebben we te maken met een uniek object dat de weg naar het digitale tijdperk nog niet gevonden heeft.
Als internet geen soulaas biedt zullen we toch op zoek moeten naar een molenaar van een vergelijkbare molen. En die heb ik gevonden. In het Nationaal Openluchtmuseum staat een vergelijkbaar exemplaar. Na het opsturen van de foto’s kwam er positief bericht van Mark Dwarswaard, Gastheer Ambacht Molenaar van het Nederlands Openluchtmuseum:
“Dit zou inderdaad een gedeelte van een taatspot kunnen zijn, in molens gebruikt als onderlagering voor spillen (= verticale assen); de koningsspil (centrale spil in alle bovenkruiers); de bolspil (die in pel- en korenmolens de loper, ofwel draaiende steen draagt); en de steenspil in verf-, papier- en oliemolens (onderdeel van de plet-, kantstenen of kollergang). Er ontbreekt hier de binnenpot, de daadwerkelijke lagering; dit is een smeedijzeren potje (dat past in de hier aanwezige ruimte tussen de pennen of bouten), vaak heeft deze binnenpot een bolle bodem. Hierop draait dan de taats van de spil, ook vaak met een bol uiteinde; bol op bol, dus zo min mogelijk wrijving. In dit binnenpotje zit dan olie; van oudsher wordt “wonderolie”, maar ook wel raapolie gebruikt. Tegenwoordig wordt wel cardanolie gebruikt; de spil is nl een langzaamloper.”
”Het binnenpotje wordt in de buitenpot gezet en gesteld (zodat deze in het hart van de as en taats staat. Dan wordt de ruimte tussen binnen- en buitenpot opgevuld met vloeibaar lood. Na afkoeling vormen binnen- en buitenpot één geheel. Bijzonder aan deze buitenpot is dat er 4 pinnen (of bouten ?) in zitten om het stellen te vereenvoudigen en zuiver te krijgen. Vreemd is echter hier dat dit dan maar in één richting kan geschieden. Bij een van de maalkoppels van de Opwettense watermolen tussen Eindhoven en Nuenen zitten in de buitenpot ook stelbouten, maar dan aan iedere zijde één, waarmee de binnenpot zuiver is af te stellen. Zo’n dergelijke taatspot heb ik ook eens in Denemarken in een watermolen gezien.” Bedankt voor de bevestiging Mark!
Dus toch bijzonder dit potje met vet. En nu voor iedereen digitaal beschikbaar. Heb weer veel geleerd en niet alleen over molens. Ben geslaagd voor mijn examen hoor. En Natuurmonumenten, die anonieme donatie van vandaag, 1x raden. 😉
Update mei 2022: de determinatie van de taatspot blijkt toch niet juist te zijn. Het is een Shaw Catseye. Met dank aan Marc uit Maassluis. Ook interessant en zeker een aparte blog waard.
Als je voor je gezin een vakantiehuisje boekt dan kies je voor een vakantie aan zee, in de bergen of in een uitdagende of gezellige omgeving. Ons huisje in Zeeland had voor mij eigenlijk alles voor een geslaagde vakantie. Strand op zo’n 2 km fietsen. Bergen in de vorm van duinen (en als je die 25% tegen de bult opgetrapt hebt weet je wat ik bedoel), de gezelligheid in de Zeeuwse dorpjes en stadjes en de uitdaging… jawel, in een drietal bunkers. Nou ja, uitdaging voor mij dan. Voor de man met de metaaldetector. Voor de metal hunter, de grote pieper, de verhalenzoeker.
In Frankrijk trof ik ooit al eens een ruïne, maar op welk vakantiepark vind je nog drie Duitse bunkers? Op Schouwenduin in Burgh-Haamstede, voorheen Haamstede.
Bij aankomst op het park had ik de eerste al gezien. Een groot blok beton met aan de bovenzijde een schietluik. De bunker moet wel van Duitse makelij zijn. Rond het jaar 1944 hebben de Duitsers de zogenaamde Atlantik wall aangelegd. Een groot aantal bunkers langs de Noordzee en Atlantische Oceaan ter verdediging van het Duitse Rijk. Veelal bestaande uit een bunker met zicht op zee ondersteund door een aantal bunkers die verder landinwaards gebouwd zijn. Ik vermoed voor de bevoorrading van de fronttroepen en natuurlijk als rugdekking. In Burgh-Haamstede vind je deze opstelling ook terug. De bunker in de duinen is zelfs Historisch Erfgoed. Die op het park vind ik nergens terug. Vergeten verleden. Niet als het aan mij ligt.
Lijst met gesneuvelde soldaten
In de oorlog is er hard gevochten in Haamstede. Een dikke dertig mannen uit dit dorp zijn gesneuveld. Hun namen kun je lezen op de herdenkingsplaats in het nabijgelegen Zierikzee. Om even stil van te worden. Je vraagt je dan natuurlijk direct af of er ook soldaten gesneuveld zijn in de buurt van de bunkers.
Nadat ik eerst op het strand ben wezen zoeken (zie eerdere blog) kon ik het natuurlijk niet laten om ook de bunker aan een bodemonderzoek te onderwerpen. Gewapend met mijn detector loop ik richting de bunker. Plots stuit ik op een groot hek. Gesloten, maar niet op slot. En tot mijn verbazing zie ik achter het hek, verscholen in het bos nog twee bunkers staan. En rondom de bunkers tref ik een fitnessparcours. Dat is interessant. Nee, niet die hindernissen, maar de wetenschap dat hier 75 jaar geleden gevochten is. Ik kijk om mij heen, maar er in niemand te zien. Snel open ik het hek en betreed de war zone. Even een proef piep doen, dat mag toch vast wel? Toch? Ik richt mijn lans naar de grond en schrik van de harde tonen uit mijn apparaat. Snel demp ik de toon waarna ik begin met graven. Bingo, ik tover een zilveren theelepeltje uit het mulle zand.
Zilveren theelepeltje
Zouden de Duitsers dan met zilveren bestek de oorlog in worden gestuurd? Nein, naturlich nicht. Ook zij kregen natuurlijk zo’n 4-in-1 opvouwbaar soldatenbestek mee. Het zilver is afkomstig van de rooftochten in de regio. Ik kan er nog kwaad over worden. Ik moet verder zoeken. Wie weet ligt er meer. De plaats delict is in ieder geval nog niet volledig doorzocht, al getuigen de vele graffiti-uitingen wel van naoorlogs bezoek aan dit afgeschermde deel van het duinpark.
Even verderop vind ik twee kogelhulzen. Het lukt mij niet om mijn ogen scherp te stellen. Komt vast door de spanning. Of gewoon door die f#*king kleine lettertjes achterop de patroonhulsen. Met moeite ontcijfer ik de letter “p”. Die duidt op een Duitse munitiefabrikant.
Twee wo2 patroonhulzen
Voor vandaag genoeg. Ik wil mijn zoek-credits bij mijn vrouw niet verspelen door te lang weg te blijven. Heb haar niet verteld dat ik op metaaljacht zou gaan. Zou slechts even rondje park doen.
In ons huisje aangekomen toon ik trots mijn zilver aan mijn lief. De reacties zijn allang niet zo enthousiast meer als bij mijn eerste vondsten. Daar moet ik maar mee leren leven. Ieder z’n hobby zullen we maar zeggen. Maar ik ben blij en mijn vakantie kan al niet meer stuk. Daar plukt zij ook de vruchten van.
Een paar dagen later hebben we een ‘lekker-niks-doen-dag’. Ok, dan ga ik lekker niks doen bij de bunkers. OK? OK. Maar dit keer wil ik wel eerst toestemming hebben. Zo hoort het ook.
Ik bepakt met detector, schepje en pinpointer naar buiten. Komt net een ietwat gezette man op een trekkertje langs. Dat moet de parkbeheerder zijn. Ik spreek hem aan en vraag of ik bij de bunkers mag zoeken. Hij twijfelt. De voormalige camping is door de EOD op bommen onderzocht (met als resultaat heel veel tentharingen), maar het stuk bij de bunkers niet. Ik maak hem duidelijk dat ik een ervaren zoeker ben en weet wat te doen als… Je wilt ook niet dat kleine kinderen er met de granaten vandoor gaan, zoals ze dat met magneetvissen soms doen grap ik nog quasi lollig. “OK, ga je gang”. Ik bedank hem vriendelijk en spoed mij naar het front.
Duitse WO2-bunker
Eerst onderzoek ik de bunker op mogelijke geheime gangen of soldaten-teksten op de muren. Niks van dat alles. Misschien vind ik ergens een metalen luik naar een ondergrondse wereld. Kom ik straks in de bunker verderop in de duinen weer naar boven. Dat zou wat zijn. Als ik maar geen scherpte munitie vind. Da’s zo’n gedoe man.
Ik start mijn zoektocht naar edele metalen. Er zit genoeg troep in de grond. Van Unox-blikjes tot Durex-folies. Kennelijk zijn er eerder mensen op zoek naar avontuur geweest. Gezellig picknicken.
Al snel vind ik een vogelring. Deze heb ik later aangemeld bij Griel. Het bleek van een in 1985 geringde scholekster te zijn geweest. Die beesten kunnen wel 46 jaar worden. Dat weten ze door het ringen van vogels. Hoe oud deze ekster geworden is weet ik niet, maar in ieder geval geen 46. Zouden scholeksters ook dol op blinkertjes zijn?
Hagelpatroon
Iets verderop vind ik een patroonhuls met een dubbele “16” en “Made in Holland” erin gestanst. Blijkt afkomstig te zijn van de N.V. Nederlandse Wapen- en Munitiefabriek ‘De Kruithoorn” uit ‘s-Hertogenbosch. Deze fabriek heeft bestaan van 1948 tot 1998. Geen oorlogsverleden dus, maar waarschijnlijk door een jager gebruikt om op fazanten of hazen te jagen. Beetje laf zo vanuit een bunker.
Patroonhuls Brits
Verder vind ik ook nog een Britse huls, afkomstig van de Eley Kynoch-fabriek uit Birmingham, Maar als klap op de letterlijke vuurpijl vind ik een onderdeel van een Britse rookgranaat.
Het gaat om de middelste van drie messing ringen van de ontsteking. Met deze rookgranaat zijn de Duitsers in 1945 uit hun bunkers verdreven, waarna de geallieerden ze met grondtroepen hebben verslagen. Zo moet het zijn gegaan. Zo wil ik dat het is gegaan.
Middenring granaatontsteker
Kop Britse rookgranaat
Unidentified object
Verder vind ik nog een verwrongen stuk metaal dat wel iets weg heeft van een vlaggemasthouder, maar het kan natuurlijk net zo goed iets anders zijn. Lijkt mij niet van de survivalvereniging. En ook niet van het stelletje dat hier bij de bunkers hun eigen verzetje heeft gehad.
Door de corona-crisis hebben we besloten om onze vakantie naar Zuid-Frankrijk te annuleren. Dan blijven we maar een jaartje thuis. Maar het liep toch anders. Oud VWO-klasgenootje Mariska gooide haar net opgeleverde duinvilla in de verhuur. Bingo, gelijk geboekt en drie weken later zaten we in het mooie Zeeland. In Burgh-Haamstede om precies te zijn.
Natuurlijk had ik mijn piepstok meegenomen en vooraf met mijn vrouw een deal gesloten. Ik zou deze week twee sessies op pad gaan. Ik weet van mijzelf dat ik zonder afspraak overgeleverd ben aan de verslaving die de metaaldetector in mij aanwakkert. Prima afspraak. Zo heb ik mijn pleziertje en ben ik ook nog eens leuk reisgezelschap.
De vakantie begon vrijdags met windkracht 7. Niet ideaal om op het strand te gaan zoeken. Ook mooi, maar zeker niet relaxt. Maandags zou het beter worden. Als een klein kind verheugde ik mij op die dag en ja hoor, ik was al om 5.30u wakker die morgen. Nog even omdraaien, maar feitelijk voelde dat als zonde van mijn kostbare zoektijd. Toch maar opstaan. Broodje smeren en hup op de fiets naar Renesse. Daar was de meeste kans om muntjes te vinden had ik zo ingeschat.
In Renesse aangekomen was het gelijk genieten. Wat een prachtige zon. Al zou ik niets vinden dan zou mijn ochtend toch al geslaagd zijn.
Helaas was het strandpaviljoen nog dicht dus op de koffie moest ik nog even wachten. Het was immers net 6:30u en ik was de enige op het strand.
OK, alles in gereedheid gebracht om te gaan lopen. Maar hoe dan? Het strand is zo groot en alles doorzoeken is geen optie. Ik besloot bovenlangs te lopen. Daar liggen toch de zonaanbidders als het mooi weer is.
Het eerste begin viel een beetje tegen. Wat ik ook vond, geen bodemschatten. Slechts bierdoppen vielen mij ten deel. Vele merken heb ik uit het zand getoverd. Jammer.
Dan nog maar een foto maken. Ondertussen groette ik de eerste hardlopers en even later werd ik bijna van mijn sokken gelopen door een stoet met paarden met kinderen erop die waarschijnlijk ook van de spanning maar kort hadden geslapen. Ging gelukkig net goed. Was ook mijn eigen schuld. Met de koptelefoon op het hoofd en turend naar de grond naar het goud dat maar niet gevonden wilde worden. Dan zie je wel eens een paard over het hoofd. Of twee, of tien.
Na zo’n 500 meter zoeken ben ik weer omgekeerd. Slechts 2 eurocentjes rijker. ‘Don’t quit your dayjob zeggen ze vaak tegen mij.’ Nee, van schatzoeken word je niet rijk. De kans is in ieder geval klein.
Gelukkig had ik de terugweg meer geluk en vond ik nog eens 5 muntjes. Ook allemaal nieuw geld. Een 5 eurocent, een aantal 20 eurocenten en warempel ook nog een euro. En wat onbeduidende koperfragmentjes.
Verder weer een groot aantal bierdoppen. We kunnen stellen dat Zeeland niet alleen erg mooi is, maar na mijn zoekactie ook meteen een stuk schoner.
Strandvondsten Renesse
Na twee uur zoeken keerde ik terug naar de Duinvilla waar mijn kinderen net ontwaakten. En mijn vrouw had al lekkere warme broodjes gehaald. En ook dit ontbijtje ging er goed in. Op naar zoeksessie 2.
Deze week komt De Papenacker weer uit. Het wijkblad van Spoolde waar ik de naamgever en initiatiefnemer van ben. Eén van de redactieleden heeft mij gevraagd om iets over mijn hobby te vertellen. Nou dat wil ik wel. Leuk om iets over je passie met anderen te delen.
In het artikel schrijf ik dat passie iets is waar je energie van krijgt, zonder dat het stressvol wordt. Helaas moet ik deze woorden rectificeren. Hieronder lees je waarom.
Het verhaal begint in Mastenbroek bij Jan en Anita. Jan is boer en Anita ken ik nog uit Spoolde. Onze oma’s waren vriendinnen aan de Meenteweg. Afgelopen vrijdag heb ik een paar uur rondom de boerderij gezocht naar edele metalen. Naast de hoefijzers vond ik een mooie deksel van een theekan van de oma van Jan’s moeder. Hoe bijzonder.
Mijn laatste hit was een aparte. Een blok metaal van een centimeter of 15. Of was het misschien een steen? Heel apart was het zeker.
Thuis heb ik het object gewassen en gewogen. Opvallend weinig roest. Wel een soort van bruine korst aan de buitenkant. Eén kant was zilverkleurig. Nog best een zwaar ding. Zo’n 1.400 gram.
Wegen is weten
Ik heb hem meteen aan mijn Facebook-bodemvondstenvrienden laten zien. De reacties waren divers. Een aantal dachten ijzerslak, maar er waren er ook die zeiden dat het een meteoriet kon zijn en dat ik direct de autoriteiten moest waarschuwen.
Eerst maar eens het soortelijk gewicht berekenen. Daaraan kun je afleiden wat voor soort metaal of steen het is. Ik aan de slag met een maatbeker en na enige vindingrijkheid kon ik aflezen dat mijn vondst een inhoud had van 670 cm3. Het soortelijk gewicht was dus 2,1. Dat duidt niet op een metaalsoort. Die zijn over het algemeen veel zwaarder. Het moet een steen zijn met iets van ijzer van binnen.
Ik app een bericht aan mijn broer. “Kijk eens wat ik gevonden heb? Een meteoriet! Gevonden in Mastenbroek. “Al snel krijg ik een reactie terug. “Whopa! Daar is in de buurt een meteoriet neergekomen vorig jaar, remember?“
Ergens in mijn achterhoofd begint er iets te dagen. Ik Google op ‘meteoriet’ en ‘Hasselt’ en ja hoor. Een groot aantal artikelen berichten over ‘mijn meteoriet’.
Alles klopt:
+ Hij is ongeveer een meter lang geweest, maar waarschijnlijk is hij nu tussen de 10 en 20 cm. Check. De mijne is 13 cm.
+ Hij heeft een doffe, bruine kleur. Check.
+ Er zit een korstje omheen. Check.
+ Hij ligt in een straal van 5 km rondom Hasselt. Check.
+ Oordeel van mijn collega bodemzoekers. Check.
Ik start een onderzoek op internet en vind een vergelijkbare ‘steen’. Nu ben ik echt overtuigd.
Ok, nog één testje dan. Ik neem mijn trofee mee naar mijn schuurtje en geef het ding een klap op zijn kop. Mocht het een gewone steen zijn dan breekt hij wel en kan ik de binnenkant bekijken. Ik sla een deuk in de korst. Een soort zwart grafiet wordt blootgelegd. Logisch, aangezien het op zijn reis door de dampkring aardig in de brand heeft gestaan. Maar de binnenkant is letterlijk ‘keihard’. Ook sla ik er nog een hoekje van de voorkant vanaf. Aan de binnenzijde ziet het zwart. Heb ik nu iets doms gedaan? Een object van miljarden jaren oud kapot geslagen?
Mijn vrouw ziet het anders. “Stel dat ze hem komen ophalen, dan heb je in ieder geval het hoekje nog“.
DIT IS EEN METEORIET. De 7e in Nederland. Op 28 juni 2019 met een flits en een knal naar de aarde gekomen om door mij gevonden te worden. Ik ben een bevoorrecht mens.
Kijk en vergelijk
En nu? Moet ik iemand bellen? In het artikel in De Stentor verwijzen ze naar een meteorietenteam uit de Randstad dat op zoek is naar mijn meteoriet. De professor die in de krant geciteerd wordt doet een beroep op alle boeren in de regio om vreemde stenen bij hem aan te melden.
Hij schrijft ook dat er hunters op zoek zijn om hem vervolgens duur te verkopen. Ik lees vergelijkbare artikelen uit Amerika. Sommigen gaan voor meer dan een miljoen dollar over de toonbank. Dat is niet wat ik voor ogen heb. Ik geef bloed en ben donor, dus dan past het niet om de wetenschap een loer te draaien. Of doe ik nu mijzelf te kort? De boer en zijn vrouw zijn overigens voor de helft eigenaar. Ik zal ze morgen bellen.
Maar misschien kan ik wel de fotorechten verkopen. Ik zie veel foto’s van meteorieten op internet met een (c) achter de naam. Dan moet De Stentor maar gaan betalen voor dit wereldnieuws. En De Telegraaf en de NOS…
Ik besluit de professoren een mail te sturen. Ze zijn verbonden aan Naturalis. Dat voelt wel ok. Mijn schoonfamilie komt immers uit Leiden. Daar is mijn meteoriet vast in goede handen. Ze mogen hem lenen voor de wetenschap. Voorlopig voor 6 maanden staat in de archeologiewet.
Ondertussen gaat mijn hartslag steeds een beetje omhoog en vertel ik de kinderen over de mogelijke komst van de media naar IJsselmuiden. Ook stuur ik een bericht naar mijn bodemzoekvrienden op Facebook.
De meteoriet heeft een mooi plekje gekregen in het raamkozijn in de keuken. Daar waar ik altijd mijn toonbare vondsten etaleer. Het is een ereplek voor eremetaal. Voor deze steen maak ik graag een uitzondering.
Bij nader inzien toch niet zo’n goed idee. Wat als iemand hem bij ons komt zoeken? Zitten er wellicht wat minder ethische vrienden in mijn Facebookgroep. Dat is dan Dag schat! Ik verwijder uit voorzorg direct al mijn met trots geplaatste berichten van Facebook. En de meteoriet, die gaat mee naar de slaapkamer. Ik ben bereid hem met hand en tand te verdedigen.
Die nacht slaap ik slecht. Hoezo passie zonder stress? Ik ben totaal in de ban van de steen. Hoe zal het gaan de komende week? Wanneer zullen die professoren van zich laten horen? De universiteiten zijn tijdens de corona-crisis dicht en in Naturalis kun je nu ook een spelt horen vallen. Ze zullen toch wel thuiswerken?
De volgende morgen bel ik Anita. Ga even zitten, ik moet je wat vertellen. De telefoon gaat op de boerderij op de speaker en aan de andere kant zijn ze zeer verheugd over het nieuws. “Zal het echt zo zijn?” Ik denk het wel. Alles lijkt erop dat het hem is.
Als we naar bed gaan staart het miljarden oude stukje sterrenstof ons een beetje angstwekkend aan. Wat als hij nog radioactief is? Ik heb gelezen dat het na een jaar weg is. Maar deze is nog geen jaar op aarde. Zou onze zoon daardoor zo’n buikpijn hebben? Ok, hij verhuist naar de logeerkamer. Alsof dat helpt, maar toch. ’s Nachts meldt ook onze dochter zich bij ons. “Ik heb ook buikpijn“. En bedankt. De rest van de nacht geen oog meer dichtgedaan.
Zondags vind ik op internet ook een mobieltelefoonnummer van de KNVWS, de Koninklijke Vereniging van Weer- en Sterrenkunde.
De volgende dag bel ik het meldpunt. Mij wordt verzocht foto’s en vindplaats te appen. Ik stuur een aantal foto’s en de straatnaam van de vindplaats. Het huisnummer geef ik niet. Je weet maar nooit. Ik vertrouw niemand meer. De volgende ochtend zou ik bericht krijgen.
Op werk aangekomen wacht de ISO-auditor op mij. Het eerste kwartier gaat op aan mijn verhaal. Iedereen wil het bijzondere verhaal maar wat graag horen. Da’s eens ander nieuws dan het corona-nieuws. Mijn manager grapt nog dat ik wel mijn opzegtermijn in acht moet nemen. Gelukkig een kwartiertje minder voor lastige vragen.
’s Avonds app ik Anita dat ze alvast moet gaan nadenken over de mogelijke publiciteit die de vondst kan gaan generen. Er zijn nog een aantal stukken kwijt, dus het is niet onbedenkelijk dat gelukszoekers bij nacht en ontij op hun land zullen gaan zoeken. Mijn bezorgdheid wordt op prijs gesteld. Ze vraagt mij naar de kans dat het hem is. Ik denk 95%, vertel ik haar.
De volgende ochtend zie ik dat de man van het meldpunt al om 5:30u naar mijn bericht heeft gekeken. De spanning neemt nog meer toe. Natuurlijk is het voor hen ook zeer belangrijk en spannend. Dan kun je wel professor zijn. Het zijn ook gewoon mensen met een passie. Aan de hand van deze meteoriet kunnen ze veel te weten komen over het ontstaan van het zonnestelsel.
Precies om 12:00u zie ik een app-bericht op het scherm van mijn telefoon verschijnen. Het is van de Werkgroep Meteoren van de KNVWS.
“Ik heb de foto’s nauwkeurig bekeken en het gaat helaas niet om een meteoriet”. “De korst is ontstaan door verhitting bij een relatief lage temperatuur. Ook is de soortelijke massa te laag voor een meteoriet. Het zal een slakproduct zijn“.
Wat een domper. Het is dus een meteoNiet. Maar dat het om slak gaat gaat er bij mij niet in. Daar heb ik de oudijzerbak mee vol liggen en ijzerslak ziet er heel anders uit. Het is een restproduct van bedrijven als Hoogovens en wordt veel gebruikt in de wegenbouw. Meestal is slak magnetisch. Mijn steentje is dat niet.
’s Middags ontvang ik ook bericht van de professor van Naturalis. Ook hij denkt dat het geen meteoriet is. Hij denkt dat het een steen is van een oude oven of vuurplaats. Dat zou het zwarte grafiet kunnen verklaren. Maar waarom dan een signaal van mijn metaaldetector?
Betonsteen met metaalsporen
Ik besluit dat het een goed idee is om mijn teleurstelling te richten op de meteoNiet. Samen vertrekken we naar het vertrouwde schuurtje. Even twijfel ik, maar dan gaat de zaag erin. Dat gaat echter niet. Keihard is het. Dan pak ik de moker en langzaam openbaart zich een oude steen. Geen slak dus, maar de professor van Naturalis heeft gelijk. De mooie kleurtjes aan de binnenkant herken ik van onze vuurton. Het zal iets van koper zijn.
Over koper gesproken, daar hoeven we ons in ieder geval niet meer druk over te maken. Tenminste, voorlopig. Ik heb nog 30 ha om af te zoeken, maar wacht nog even een paar maanden want dan zal de radioactiviteit wel weg zijn. En dan is het vakantie. Misschien wordt het wel kamperen bij de boer dit jaar.
Het is vandaag 17 april en ik heb zojuist de vlag uitgehangen. Vandaag vieren we in Kampen 75 jaar vrijheid.
In het dagelijks leven staan we steeds minder stil bij wat er 80 jaar geleden gebeurd is. Nu zijn we druk met de strijd tegen het corona-virus. Toch wil ik van de gelegenheid gebruik maken om deze tijd te gedenken door middel van één van mijn vondsten uit die tijd.
Een paar weken geleden heb ik met mijn metaaldetector gezocht in Oldebroek. Ik vond een zandpad in een bosrijke omgeving. Een mooie locatie om eens aan een bodemonderzoek te onderwerpen.
Al snel vond ik er twee patronen. Het bijzondere aan deze dodelijke voorwerpen was dat ze niet afgevuurd waren. Ze waren verloren in de strijd.
Partroon uit WO2
Mijn zoekershart sloeg wel een paar keer over. Kennelijk was er op die plaats ergens in het verleden strijd geleverd. Maar door wie? En zijn daarbij mensen gesneuveld?
En meteen volgt dan ook de praktische vraag: hoe gevaarlijk is zo’n patroon eigenlijk? Moet ik direct de EOD bellen? Ik maakte snel een risico-analyse en besloot de kogels voorzichtig mee te nemen om ze thuis nader te onderzoeken.
Als leek op het gebied van soldatenspullen (ik zat in de eerste lichting die niet meer in dienst hoefde), startte ik mijn online onderzoek. Ik had twee belangrijke vragen: 1. Uit welke periode waren de kogels? 2. Door wie zijn ze verloren, door de geallieerden of door de vijand?
Slaghoedje patroon 1
Het antwoord op deze vragen is te vinden door de codes op het slaghoedje te ontcijferen.
Op de ene staat: P151 S* 3 38 op de andere HL 1918 V II .17 Tot zover voor mij nog abra cadabra. Gelukkig vind ik op internet een fraaie uitleg en precies eentje die één van mijn patronen beschrijft.
Uitleg patroon 8×57 Mauser.
Het blijkt te gaan om een Duitse patroon, genaamd 8×57 Mauser, gemaakt in een springstoffabriek in Nürnberg in 1938. Het patroon is 57mm lang, zonder de kogelpunt.
Ik had natuurlijk de hoop dat de kogel van de geallieerden zou zijn geweest, maar dat is duidelijk niet het geval.
Lijst met Duitse munitiefabrieken.
Nu nog uitvinden met welk wapen er geschoten is. Daarvoor moeten we op zoek naar een overzicht van de wapens die de Wehrmacht ten tijde van WO2 gebruikten. Kijk je dan naar het munitietype 7,92x57mm Mauser, dan is het het meest aannemelijk dat deze Duitse soldaat een Mauser Gewehr 98 (of 98K) heeft gehad. Het is een grendelgeweer, dat wil zeggen dat nadat een schot is afgevuurd, de volgende patroon door middel van een handbediende grendel in de kamer moet worden geduwd. Er kunnen 5 patronen tegelijk in het geweer. De Mauser werd in de Tweede Wereldoorlog veel gebruikt door de Duitse militairen.
Het goede nieuws is dat de kogel niet afgeschoten is en dus geen slachtoffer heeft gemaakt.
De determinatie van de andere kogel is een stuk lastiger. Het lijkt erop dat hij gemaakt is in 1918, maar veel verder ben ik nog niet gekomen. Dat wordt een heel ander verhaal.
Maar goed, in de week van de bevrijding zit ik dus met twee onafgevuurde patronen in huis. Niet echt veilig, bovendien ook niet toegestaan. Ook daar kwam ik achter tijdens mijn onderzoek. Ik moest zo snel mogelijk van die dingen af. Maar waar laat je ze dan? Op deze vraag is maar één goed antwoord, bij de politie.
Afgelopen woensdag vond de overdracht plaats. Een rechercheur in burger kwam ze halen. Ik had ze netjes in een keukenrol gewikkeld en in een plasticzakje gedaan. Heel voorzichtig en keurig met handschoentjes aan heeft hij ze bekeken. “Inderdaad goed dat je gebeld hebt “, zei hij. “We bergen ze op in onze munitiekluis en geven ze later mee aan de EOD die ze dan onschadelijk maakt”. Ik was blij dat ik ervan af was.
De volgende dag sprak de buurman mijn aan. “Wat was dat gisteren bij jullie? Politie aan de deur?”Hun jongste zoon had de ‘geheime’ overdracht gezien en liet zijn fantasie de vrije loop. Hij zag mij een wit goedje overhandigen aan een man met handschoenen aan. Zou de buurman in drugs handelen? Nee hoor. De buurman heeft gevochten met de Duitsers en hij heeft ze onschadelijk gemaakt door ze hun munitie af te pakken. Maar nu is het weer veilig hoor! De vlag kan uit.